Antwoorden

1  Ik geef mijn vriendin een knipoog en (ik) geef me op voor de strandwandeling. (een knipoog geven / opgeven)

2  Hij zette de radio af en (hij) zette een heerlijke pot thee (de radio afzetten / thee zetten)

3  De agent schreef mijn naam op en (hij) schreef een bekeuring van 1500 euro uit. (opschrijven / uitschrijven)

4  Het schip liep vast op een zandbank (het) liep en grote schade op. (liep vast / schade oplopen)

5  Hij houdt Griekse linkvleugelpostduiven en (hij) houdt van iedere snelle vogel. (duiven houden / van een vogel houden)

 

Conclusie: deze zinnen zijn fout, omdat de woorden in het tweede deel een andere betekenis hebben.