Antwoorden:

 

1 Het verlegen, kleine meisje ging naar huis: ze was ziek, zwak en misselijk.

2 De deelteamleider zei: "Neem nog een paracetamolletje."

3a "Nee hoor, dat is niet nodig", sprak ze. "Als ik nu ga, red ik het wel."  

3b "Nee hoor, dat is niet nodig," sprak ze, "als ik nu ga, red ik het wel."  

4 De deelteamleider, een oud, grijs mannetje, zag toen even sterretjes: groene, blauwe, paarse en oranje.

5 Het meisje dacht: joh, neem er zelf een, want u ziet ook wat bleekjes.

6 "Heb je zin", vroeg de langslopende directrice, "in groene, verse spinazie?"

7 "Pas op," zei het meisje, "want ik moet spugen!"

8 "Dat zijn van die kleine details", sprak de directrice.

9 "Tja," sprak het spugende, sproeiende meisje, "dat ruikt haast niemand."

10 De directrice, normaal altijd evenwichtig, lag echter bewusteloos op de grond: ze had iets te diep ingeademd.

Maak jouw eigen website met JouwWeb